Alles over lezen in de lagere school

 

Lezen deelvaardigheid van Nederlands.

In tegenstelling tot de mondelinge taalvaardigheden luisteren en spreken, ontwikkelt het lezen zich niet op een natuurlijke wijze, maar gebeurt dat op een mindere vanzelfsprekende manier. Een kind dat leert lezen kan dat in principe niet zonder daarvoor systematische begeleiding en onderwijs te krijgen.

Hoe ervaren kinderen lezen ?

Kinderen zien al van jongsaf aan in hun natuurlijke omgeving gedrukte, geschreven taal in de vorm van boeken, kranten, tijdschriften..Ze zien hun papa en  mama die dingen opschrijven, ze zien opschriften, reclamepanelen, etiketten..Wanneer hen wordt voorgelezen dan merken ze dat volwassenen regel voor regel lezen, van boven naar beneden, van links naar rechts. Deze ervaringen maken voor het jonge kind langzaam aan duidelijk dat het geschrevene een doel heeft. Zo ervaart een kind dat voorlezen van een verhaal of een brief of een boek lezen net als een beetje  “praten” is. Stilaan ervaart het jonge kind dat je met schrift kan communiceren over afstand en tijd heen. Je kan je gedachten voor altijd vastleggen, je kan plezier aan lezen beleven.

Het belangrijkste accent bij Nederlands ligt op communicatie. Het is belangrijker dat kinderen weten wat ze in natuurlijke situaties met taal moeten kunnen doen dan wat ze er theoretisch moeten over weten. Het leergebied Nederlands wordt doorheen uiteenlopende activiteiten geïntegreerd binnen de andere leergebieden.

Belang van het taalonderwijs :

Nederlands is een belangrijk leergebied in de basisschool. Een kwart van de onderwijstijd wordt gemiddeld gespendeerd aan het taalonderwijs. Daarenboven zijn er ook nog veel inhouden van het taalonderwijs aan de orde die eigenlijk buiten het eigenlijke taalonderwijs vallen. Bij elke andere lesactiviteit wordt er immers gesproken en vaak ook gelezen en geschreven.

Binnen de eindtermen Nederlands zijn er diverse domeinen waar men in de lagere school rond werkt . Het is zo dat taalonderwijs geen onderwijs is in afzonderlijke deelaspecten, vandaar dat er ook niet echt afzonderlijk onderwezen wordt in de verschillende onderdelen. Die verschillende deelvaardigheden worden echter wel in een realistische context onderwezen en ingeoefend. Communicatie valt immers niet altijd zomaar in één domein te vatten. In een gesprek luister en spreek je immers tegelijkertijd.

 

Leesvoorwaarden :

Vooraleer een kind tot lezen kan komen dienen een aantal  leesvoorwaarden vervuld te zijn :

  • Kennis specifiek taalgebruik : plaatsbepalende begrippen zoals vooraan, bovenaan, ertussen.. , volgorde begrippen zoals eerst, dan, daarna, volgende, laatst, eerst.. en taalkundige begrippen zoals letter, klank, woord, zin, tekst..
  • Zingeving en symboolbewustzijn : een kind moet er zich bewust van zijn dat de geschreven taal verwijst naar de gesproken taal.
  • Kunnen afstand nemen van de betekenis van het woord : objectief met taal kunnen omgaan.

Aanvankelijk lezen:

Wanneer kinderen in de lagere school beginnen te lezen dan heeft men het  over het aanvankelijk lezen of het leren lezen .  Kinderen die in het eerste leerjaar van start gaan met leesonderwijs kunnen al vrij gauw enkele letters of woordjes lezen. Leren lezen gaat dus eigenlijk om het leren decoderen door het correct kunnen verklanken. Kinderen leren hier dus dat elk teken een klank symboliseert en dat verschillende tekens achter elkaar dan ook verschillende klanken na mekaar vormen. Kinderen leren  om die verschillende klanken na elkaar te zeggen en die dan samen te voegen. Ze leren ook een woord in stukjes verdelen zodat ze dan weer de losse klanken bekomen.

Leesmethodes :

Er bestaan een aantal verschillende methodes waarmee men de kinderen in het eerste leerjaar leert lezen .

  1. De globaalmethode :

Vanuit “globaalwoorden” begint men met het leesonderricht. Hier leren kinderen woorden in zijn geheel lezen. Eigenlijk leren ze woordjes aanvankelijk gewoon uit het hoofd. Eens ze dan plots ongekende woordjes moeten gaan lezen en zelf dus letters moeten herkennen wordt het moeilijker. Het komt er dus op neer dat het kind dan geleidelijk aan de letters ziet en daaraan de correcte klanken gaat koppelen. Kinderen met een sterk geheugen kunnen dus soms aanvankelijk verrassend goed “lezen”, maar dan ineens door de mand vallen.

       2.     De systeemmethode :

Bij de systeemmethode stapt men  af van het inprenten van globaalwoorden. De kinderen leren hier onmiddellijk de regels van het leessysteem kennen. De aangeleerde woorden worden direct geanalyseerd. Dat wil  zeggen dat het woord in stukjes wordt verdeeld. Met de aangeleerde letters worden dan weer nieuwe woorden opgebouwd. Zo onderzoeken de kinderen dan of er in andere woorden letters en klanken zitten die ze ook al in andere woorden zijn tegen gekomen.

Waarom beginnende lezertjes hardop oefenen :

In het eerste leerjaar lezen kinderen regelmatig hardop omdat het eigenlijk een middel is om het decoderen te oefenen en ook een controlemiddel is voor de leerkracht.

Tips ter ondersteuning van beginnende lezertjes :

  • Kinderen hebben vaak  in het begin nogal heel uitgesproken verwachtingen over wat ze allemaal al gaan kunnen lezen eens ze in het eerste leerjaar zitten. Een  kind kan dan ook wel teleurgesteld zijn, wanneer het merkt dat het leren lezen een proces is dat toch vrij langzaam en moeizaam verloopt. Het is daarom ook belangrijk dat u als ouder/opvoeder daar op een rustige, relaxte manier mee omgaat wanneer het kind thuis gaat lezen. Belangrijk is dat u samen met het kind kunt genieten van het leren lezen. Op deze manier zal het  kind ook later graag blijven lezen en het lezen niet als een karwei aanzien.
  • Neem niet zomaar het eerst het best boek(je), want dat leidt niet echt tot leesplezier.
  • Praat samen met het kind over het leesboek(je). Geef een kind inspraak, overleg en onderhandel samen. Misschien heeft het kind wel bepaalde verwachtingen bij de keuze van een boek. Luister naar die verwachtingen die het kind stelt, dat hoort immers bij het kiezen.
  • Misschien vindt het kind een boek thuis op de boekenplank. Het kan ook een boek uit de klas zijn of misschien gaan jullie samen het boek gaan kiezen in de bibliotheek. Of, misschien kopen  jullie wel een nieuw boek in de boekhandel. Als het  niet zo makkelijk is om een boek uit te kiezen met het kind, dan kan je vooraf raad vragen aan de juf, aan de bibliothecaris, aan een leerkracht van het zorgteam…
  • Uiteraard speelt de belangstelling van het kind een hele grote rol bij het op zoek gaan naar een geschikt boek. Misschien gaan  jullie op zoek naar een boek met een verhaal, een informatief boek, een boek met prenten. Willen  jullie een dun of een dik boek ? Soms is het niet eenvoudig om te weten op welk leesniveau het boek is geschreven. De tekst op de achterflap van een boek is vaak in dezelfde moeilijkheidsgraad geschreven als het boek zelf, dus dat kan al een indicatie zijn. De school kan  misschien ook wel meer info geven over het AVI-leesniveau van het kind.
  •  Wanneer men samen met een kind een boek gaat lezen, kan men toch best vooraf het boekje eens doornemen. Zo is  men goed voorbereid op wat men kan verwachten qua inhoud, illustraties.  Bepaal dan een moment van de dag waarop jullie  samen ongeveer een kwartiertje ongestoord kunnen rustig aan de slag gaan ! Om wat afwisseling in het hardop lezen te brengen kan men de volgende variaties toepassen :
  • Elk om beurt lezen : elk om beurt een zin lezen of een stukje tekst. Het is wel de bedoeling dat het kind meevolgt  terwijl de ouder/begeleider hardop leest. Op die manier vlot het verhaal goed, begrijpt het kind waarover het verhaal gaat en beleeft het kind samen veel  leesplezier.
  • In duo lezen : jullie lezen samen hardop. Op die manier kan je als ouder/begeleider het tempo wat optrekken.
  • Fluisterend meelezen : terwijl  het  kind leest, fluistert de begeleider  zachtjes mee.
  • Tussendoor kan het verhaal ook af en toe onderbroken worden om vraagjes te stellen over het verhaal of om het verhaal te laten navertellen met eigen woorden.

Nog enkele tips :

  • Verbeter fouten van het kind niet systematisch, want het leestempo is belangrijk voor het leesplezier en het leesbegrip.
  • Verbeter enkel fouten wanneer daardoor het leesbegrip in het gedrang komt.
  • Geef tussendoor regelmatig opmerkingen over de dingen die in het verhaal gebeuren zoals : “spannend, grappig zeg, oei…”
  • Geef het kind enkel positieve aanmoedigingen in plaats van negatieve opmerkingen.
  • Voor sommige kinderen kan bij het lezen van leesteksten een liniaal een handig hulpmiddel zijn. Het kind kan het liniaal gebruiken om het boven of onder te tekstregel te houden.
  • Een ander hulpmiddel tijdens het lezen is het leesvenster. Een leesvenster is een kaart waarin een venster werd uitgeknipt. Deze kaart wordt dan op de tekstregel gelegd en zo is dan enkel de tekst in het venster zichtbaar voor het kind. Terwijl het kind verder leest, schuift hij dan gewoon het leesvenster mee. Bij het lezen kan het kind ook gewoon meevolgen met de vinger of met een potlood.
  •  Het is de bedoeling dat het kind plezier beleeft aan het lezen. Dat oefening kunst baart betekent niet dat  men  hele dagen met kinderen moet gaan oefenen ! Het is ook totaal fout om met een  kind al de dingen vooraf te gaan lezen die in de klas nog aan bod moeten komen. Probeer gewoon aan te sluiten bij wat het  kind op school geleerd heeft

Technisch lezen :

Wanneer kinderen dan zonder al te veel moeite woorden en zinnen kunnen verklanken en hun aandacht dan meer en meer kunnen richten op de betekenis dat spreken we over technisch lezen of voortgezet lezen. Als kinderen technisch lezen, dan versnellen, verbeteren en verfijnen ze hun decodeervaardigheid. Kenmerkend voor het technisch lezen is dat er van verklanking of van spellend lezen nog nauwelijks sprake is.

BEGRIJPEND  LEZEN,  STUDEREND  LEZEN  EN  KRITISCH  LEZEN  :

  •  Wanneer de leerlingen het technisch lezen beheersen kan de aandacht geleidelijk gaan naar begrijpend lezen. Dat kan al in de loop van het eerste leerjaar van start gaan. Bij begrijpend lezen dient de lezer na te denken over de boodschap van de schrijver. Begrijpend lezen heeft betrekking op allerlei soorten teksten, verhalend, zakelijk, tabellen, schema’s…
  • Bij studerend lezen maak je als lezer gebruik van studietechnieken. Het gaat hier eigenlijk om leren leren waarbij je kennis moet verwerven uit zakelijke teksten door bewust op zoek te gaan en het onthouden van informatie.  Om studerend te kunnen lezen dien je over voldoende vaardigheden in begrijpend lezen te beschikken.
  • Binnen het begrijpend en het studerend lezen richt het kritisch lezen zich vooral op het ontdekken van tegenstrijdige informatie, het weergeven van een eigen mening en deze vergelijken met de mening van de schrijver, het volgen van redeneringen, het innemen van standpunten, oordelen leren uitspreken…

LEESBEVORDERING :

Doorheen gans het basisonderwijs is er vrij veel aandacht voor leesbevordering. Hiermee wil men vooral de bereidheid ontwikkelen en stimuleren bij de kinderen tot voorlezen, lezen en/of vertellen.

Leesbevordering kan op een aantal verschillende manieren gebeuren

  • Vrije leesmomenten organiseren : samen naar de bibliotheek, in de leeshoek of de boekenhoek in de klas.
  • De leeskring : hier wordt er in een kring gepraat over lectuur. De leerlingen mogen een fragment of een hoofdstuk van een boek naar keuze naar voor brengen. De bedoeling is om andere kinderen nieuwsgierig te maken over het verdere verloop van het boek zodat zij ook het boek graag willen gaan lezen. Soms wordt een auteur  uitgenodigd in de klas. Hij of zij komt vertellen over zijn boek en leest er fragmenten uit voor. Een bibliothecaris kan ook  naar de klas komen en de kinderen wat uitleg geven. In het kader van de jeugdboekenweek wordt vrijwel in alle scholen rond boekpromotie gewerkt.
  • Voorleesmomenten : oudere kinderen kunnen bijvoorbeeld een vertelnamiddag organiseren voor de kleuters.  Voorlezen heeft hier dan zowel met lezen als met spreken te maken.
  • In de meeste klassen van de lagere school vind je wel een boekenhoek. Kinderen mogen soms bij een boek een leesfiche ontwerpen. Zo een fiche is dan bedoeld om andere leerlingen warm te maken voor een boek. Er wordt dan een korte inhoud weergegeven en in een paar zinnen verteld waarom andere kinderen dat boek zouden moeten lezen.
  • Tekenen of knutselen bij een boek is ook altijd een hele leuke opdracht voor kinderen. Op deze manier kunnen ze hun ervaringen bijvoorbeeld omzetten in een beeld. Zo een kunstwerk kan er dan weer hun klasgenootjes toe aanzetten om het boek te gaan lezen.

NIVEAULEZEN :

AVI betekent Analyse van individualiseringsvormen. Heel wat leesboeken voor lagere schoolkinderen zijn gemarkeerd met een AVI-niveau. Op deze manier kan u als ouder makkelijker een keuze maken voor het juiste leesniveau. Het AVI-leesniveau wordt in de meeste scholen op regelmatige basis van de kinderen afgenomen.

Met AVI meet men hoe moeilijk het is om een tekst te lezen. De moeilijkheid van het lezen van een tekst wordt bepaald door de lengte van de woorden, de hoeveelheid tekst en illustraties en het aantal lettergrepen. Wanneer men  weet op welk niveau een  kind op school leest dan kan men een boek uitzoeken dat daarbij aansluit. Het is niet noodzakelijk om  zich daar als ouder/opvoeder  altijd even strak aan te houden. Kinderen kunnen ook best eens enkele moeilijkere woorden aan. Uiteraard moet men  niet voor té moeilijk gaan, zodat het  kind niet gedemotiveerd geraakt.

TUTORLEZEN :

is een vorm van lezen waarbij kinderen van de hoogste klassen kinderen van de laagste leerjaren begeleiden. Er wordt geoefend met eenvoudige leestekstjes.

 

 

 


 

 

 

Login to your account

Can't remember your Password ?

Register for this site!