Het handelingsplan in het buitengewoon onderwijs
In het buitengewoon onderwijs wordt een handelingsplan opgemaakt. Op basis van de opvoedings- en onderwijsbehoeften van één of meer leerlingen samen, wordt dit handelingsplan in team opgesteld.
Streven naar ontwikkelingsdoelen
In het buitengewoon basisonderwijs volgt men elk kind in zijn eigen ontwikkeling en houdt men rekening met zijn specifieke onderwijsbehoeften. Men werkt in het buitengewoon onderwijs dan ook niet met eindtermen, maar wel met ontwikkelingsdoelen. Er is hier dan ook geen druk om met alle leerlingen de eindtermen te bereiken. Er is wel een streven naar ontwikkelingsdoelen. Ontwikkelingsdoelen zijn minimumdoelen die de overheid wenselijk acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie en de de school dan bij haar leerlingen moet nastreven. Hierdoor vormen ze een hoeksteen in de kwaliteitszorg van het Vlaamse onderwijs.In het schooljaar1998-1999 gingen ontwikkelingsdoelen en eindtermen van kracht nadat het VlaamsParlement ze goedkeurde.
In het buitengewoon onderwijs doorlopen de leerlingen een geïndividualiseerd curriculum (traject). Daarom worden er in het buitengewoon onderwijs ontwikkelingsdoelen nagestreefd. De leerlingen doorlopen hier geen gemeenschappelijk leerprogramma, maar het leerprogramma is aangepast aan de specifieke noden en mogelijkheden van elk individueel kind of aan een groep leerlingen.
In het buitengewoon onderwijs gaan de scholen voor hun kinderen uit een lijst met ontwikkelingsdoelen bepaalde doelen selecteren en deze bij die bepaalde leerlingen nastreven. Ook de eindtermen van het gewoon basisonderwijs en doelstellingen uit het pedagogisch project van de school zelf, kunnen als ontwikkelingsdoelen worden gebruikt om geselecteerd en nagestreefd te worden.
In vergelijking met het gewoon onderwijs krijgt het buitengewoon onderwijs dus een zeer grote autonomie. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor het selecteren van hun ontwikkelingsdoelen en ze dienen aan te tonen dat ze alle nodige inspanningen doen om de gepaste doelen te selecteren en deze te realiseren. In gewone scholen dient men dan weer in principe alle opgelegde eindtermen na te streven.
Voor het buitengewoon onderwijs heeft de overheid lijsten opgesteld met ontwikkelingsdoelen voor de types 1-2-7 en 8
Ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon onderwijs type 1 :
De einddoelstelling van het type 1-onderwijs is de integratie van leerlingen in een normaal leef- en arbeidsmilieu. Belangrijk is dat de kinderen de elementaire kennis en vaardigheden verwerven. Type 1 onderwijs dient inhoudelijke gelijkenis te vertonen met het kernprogramma van het gewone lagere onderwijs. Daarom zal enkel de kernleerstof aangeboden worden die een stevige basis kan leggen voor een algemene en sociale vorming op het niveau van het basisonderwijs. Hierbij gaat er expliciete aandacht naar het leren leren en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
De ontwikkelingsdoelen zijn breed gedifferentieerd naar leerlingen met een ontwikkelingsniveau tussen ongeveer 4 en 10 jaar oud. Het is bij de begeleiding van de leerlingen ook noodzakelijk dat de kinderen een positief en realistisch beeld krijgen van hun eigen mogelijkheden en hun eigen beperkingen.
De ontwikkeling van sociale vaardigheden binnen het type 1-onderwijs krijgt voldoende aandacht. Kinderen met een licht mentale handicap hebben immers op één of ander manier al aanpassingsproblemen en daarom is het heel belangrijk dat sociale omgangsvormen binnen dit type onderwijs ruimschoots aan bod komen. Kinderen uit het type 1 onderwijs krijgen heel wat orthopedagogische ondersteuning maar mogen hierdoor niet overbeschermd raken. Ze leren op school dan ook hoe ze de nodige communicatieve vaardigheden kunnen aanwenden en hoe ze hun sociale omgangsvormen op een adequate manier kunnen toepassen. Inzicht krijgen in allerlei sociale situaties en vaardig worden om problemen op te lossen leren ze hier stapsgewijs op hun eigen tempo.
Bij dit type onderwijs ligt verder ook het accent op functionaliteit. Er wordt daarom gewerkt aan zelfredzaamheid. Elke leerling moet zichzelf kunnen behelpen en moet op een zo zelfstandig mogelijke manier in de maatschappij kunnen leven. Daarom zal men in het type 1 onderwijs ook vertrekken vanuit de ervarings- en de belevingswereld van de kinderen. Op deze manier worden zij sterk uitgedaagd en gestimuleerd.
In het buitengewoon onderwijs worden “sociale vaardigheden” en “leren leren” niet geïnterpreteerd als vakoverschrijdende leergebieden zoals in het gewoon onderwijs, maar erkent men ze als leergebied. Men heeft het ook over sociaal-emotionele ontwikkeling en niet over sociale vaardigheden.
De leergebieden voor het buitengewoon onderwijs zijn de volgende :
*Leren Leren
*Sociaal-emotionele Ontwikkeling
*Lichamelijke Opvoeding
*Muzische Vorming
*Nederlands
*Wereldoriëntatie
*Wiskunde
Ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon onderwijs type 2 :
Het stimuleren van de communicatievaardigheid is één van de belangrijkste ontwikkelingsdoelen in het type 2-onderwijs. Wanneer het kind kan communiceren, dan is er interactie mogelijk met de buitenwereld. Communiceren zal het intermenselijk contact bevorderen, het zal ook de maatschappelijke integratie bevorderen en zal het tevens ook makkelijker maken om aan de kennisoverdracht van andere leergebieden te gaan werken.
Bij leerlingen in het type 2-onderwijs is de verbale communicatie vaak vrij beperkt. Binnen het onderwijs in dit type wordt dan ook heel veel aandacht geschonken aan alle vormen van communicatie opdat de leerlingen zo optimaal mogelijk zouden begrepen worden en elkaar ook kunnen begrijpen. Elke vorm van communicatie is evenwaardig. Ook is de behoefte aan communicatie voor elk van de leerlingen anders. Er zijn leerlingen die slechts in veilige situaties in communicatie treden met andere personen. Andere kinderen hebben er dan weer geen moeite mee om volop aan het maatschappelijk leven te participeren. Binnen het type 2-onderwijs speelt logopedische ondersteuning dan ook een heel belangrijke rol. Vertrekkend vanuit de specifieke hulpvraag van de leerling wordt voor elk kind gewerkt aan een eigen currucilum (traject).
Ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon onderwijs type 7 :
Hier vindt men veel gelijkvormigheid met het gewone onderwijs. De eindtermen van de leergebieden lichamelijke opvoeding, muzische vorming, wereldoriëntatie, wiskunde en de leergebiedoverschrijdende eindtermen leren leren van het gewoon onderwijs zijn binnen het type 7-onderwijs als ontwikkelingsdoelen overgenomen. Bij de eindtermen voor de leergebieden muzische vorming en wereldoriëntatie zijn wel enkele type-eigen ontwikkelingsdoelen toegevoegd.
Anders dan in het gewoon onderwijs zijn de leergebieden taal en communicatie en sociaal emotionele ontwikkeling.
In het type 7-onderwijs vindt men een heel verscheiden leerlingenpopulatie. Er zijn zowel leerlingen met een matige slechthorendheid als leerlingen met een zware doofheid. Bovendien houdt men hier ook rekening gehouden met het tijdstip van het ontstaan van het gehoorverlies. In het type 7 onderwijs zijn er ook kinderen met andere bijkomende beperkingen zoals een lichte of matige handicap, ontwikkelingstoornissen, gedragsproblemen, motorische of visuele beperkingen … Bij het formuleren van de ontwikkelingsdoelen werd er dan ook voldoende rekening gehouden met deze grote verscheidenheid. Op deze manier is er voldoende differentiatie in de aanpak mogelijk. De school zelf zal dan op eigen verantwoordelijkheid die ontwikkelingsdoelen gaan selecteren die het best aansluiten bij de eigen opvoedings- en onderwijsbehoeften van haar leerlingen.
Het belang van taalverwerving :
Taalverwerving is een zeer belangrijk ontwikkelingsdomein en kinderen met gehoorstoornissen zijn juist op dit vlak moeilijk toegankelijk. De manier waarop deze kinderen taal verwerven gebeurt immers niet op de manier zoals dat met ander kinderen gebeurt. Het grootste gedeelte en soms ook alle mensen uit hun omgeving maken immers deel uit van een horende wereld. Opdat het kind kan evolueren op de verschillende ontwikkelingsdomeinen dient het communicatieve proces allereerst tot stand gebracht te worden. Er is een verschil in de manier waarop gehoorgestoorde kinderen van gehoorgestoorde ouders communiceren tegenover de manier waarop gehoorsgestoorde kinderen communiceren met hun horende ouders. Gehoorsgestoorde ouders hebben doorgaans geen communicatieproblemen in het directe contact met hun kind, bij horende ouders is dit echter wel het geval.
Opvoeding en onderwijs zullen daarom dove en slechthorende kinderen maximaal voorbereiden op het optimaal communicatief integreren en participeren in beide netwerken.
Gebarentaal : Er bestaan verschillende mogelijkheden om gebaren te gebruiken in het onderwijs. Zo onderscheiden we gebarensystemen en gebarentalen. Binnen een gebarensysteem worden gebaren gebruikt in overeenstemming met de woordvolgorde van de gesproken taal. In de gebarentaal worden gebaren samengevoegd volgens ruimtelijke regels. Het betreft hier de nationale of regionale talen van de dovengemeenschap. Naast een onderscheid in gebarensystemen en gebarentalen zijn er verschillen in het onderwijs naargelang de functie van de gebruikscontext. Gebarensystemen en gebarentalen worden in verschillende combinaties met de gesproken taal gebruikt als voertaal in de dagelijkse omgang met elkaar, als formele instructietaal in de onderwijsleersituatie en als leervak.
Complexe problematiek : Niet goed horen is vrij complex en bestaat in verschillende gradaties en vormen. De graad van gehoorverlies, de aard, het tijdstip van het ontstaan van het gehoorverlies, de leeftijd waarop de diagnose van het gehoorverlies bij het kind werd gesteld, het moment waarop de apparatuur werd aangepast zijn allemaal heel bepalende elementen die een erg ingrijpende betekenis hebben op de ontwikkeling van het kind. Elke mens is in zijn ontwikkeling immers in vrij belangrijke mate van zijn zintuigen afhankelijk. Het is namelijk door onze zintuigen dat we ervaringen opdoen en onze eigen wereld kunnen vormgeven.
Uitdagingen voor het onderwijs : Binnen het onderwijs voor gehoorgestoorden wordt er dan ook veel aandacht besteed aan het zo optimaal mogelijk stimuleren van het restgehoor. Om volwaardig te kunnen participeren aan de horende maatschappij is het voor slechthorenden dan ook enorm belangrijk dat ze via alle andere communicatiemiddelen toegang kunnen krijgen tot de informatiestroom. Internet, teletekst, fax, email… zijn dan ook enorm grote uitdagingen in het onderwijs voor deze kinderen. De geschreven taal is immers voor hen de enig taalvorm die volledig intact toegankelijk is en identiek is aan deze van de horende mensen. Alfabetisatie van dove mensen is een moeilijke onderneming maar tegelijk toch een hele grote uitdaging voor het onderwijs. Van normaal begaafde diep dove jongeren kan men verwachten dat ze gealfabetiseerd worden.
Taalproblemen hebben automatisch ook gevolgen voor de andere leerdomeinen. Gehoorgestoorde kinderen hebben een beperkte woordenschat voor rekenbegrippen, begrippen die betrekking hebben op hun lichaam, figuurlijk taalgebruik…Kinderen met een auditieve beperking worden dus ook ernstig beïnvloed in hun gehele leerproces. De ontwikkelingsdoelen en eindtermen van het gewoon onderwijs hanteren kan dus alleen als er rekening gehouden wordt met hun talige beginsituatie en hun auditieve beperkingen. De verschillen tussen de individuele leerlingen zijn vrij groot. Er wordt daarom ook geen opsplitsing gemaakt tussen doelstellingen voor kleuters en lagere schoolkinderen. Men koos daarom voor het gehele basisonderwijs van het type 7 voor ontwikkelingsdoelen in doorgaande lijn waardoor het als school makkelijker wordt te zorgen voor de continuïteit en zo de overgang van de kleuterschool naar het lager onderwijs zo naadloos mogelijk te laten verlopen. De school zelf zal uit deze ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs type 7 dan zelf een aantal doelstellingen selecteren zodanig dat er voor elk kind kan tegemoet gekomen worden aan de eigen individuele ontwikkelingsmogelijkheden.
De gekozen ontwikkelingsdoelen van het type 7-onderwijs sluiten nauw aan bij de eindtermen en ontwikkelingsdoelen van het gewoon basisonderwijs. De leergebieden Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskunde vinden we hier dan ook terug. Ook de leergebiedoverschrijdende eindtermen geschreven voor Sociale Vaardigheden en Leren Leren horen tot de te verwerven domeinen. De leergebieden Nederlands en sociale vaardigheden krijgen dus enkel een specifieke invulling, rekening houdend met de onderwijsbehoeften van de leerlingen in het type 7-onderwijs.Bij Nederlands spreken we nu over “Taal en Communicatie” en wordt er een indeling gemaakt in “Nederlands” en “Vlaamse Gebarentaal”.In plaats van sociale vaardigheden gaat het nu om “sociaal-emotionele ontwikkeling”.
Voor de leergebieden Wereldoriëntatie en Muzische opvoeding zijn dan wel een beperkt aantal aanvullende ontwikkelingsdoelen geformuleerd, geïnspireerd vanuit de dovencultuur en vanuit de muzische beleving van doven en gehoorgestoorden.
Leerlingen met een meervoudige handicap die in het buitengewoon onderwijs type 7 terecht komen kunnen nog een andere selectie van ontwikkelingsdoelen krijgen dan deze welke hier zijn toegelicht. Men kan bijvoorbeeld voor slechthorende leerlingen die een licht mentale handicap vertonen ook ontwikkelingsdoelen gaan selecteren uit de lijsten met ontwikkelingsdoelen uit het type 1-onderwijs. Een andere leerling met auditieve beperkingen en rekenproblemen zal dan een selectie uit de doelen wiskunde voor type 8 krijgen. In het gewoon lager onderwijs kan men dan bij de opvang van kinderen met een auditieve beperking gebruik maken van de lijsten van type 7.
Ontwikkelingsdoelen type 8 :
Ook in het buitengewoon onderwijs type 8 doorlopen de leerlingen geen gemeenschappelijk leerprogramma, maar wel een individueel aangepast curriculum (traject). De school heeft dan ook de verantwoordelijkheid om die ontwikkelingsdoelen te kiezen of eindtermen als ontwikkelingsdoelen over te nemen en na te streven voor die individuele leerlingen of groepen leerlingen. Op deze manier wil de school bij haar leerlingen hun persoonlijkheid op een optimale manier ontwikkelen. Ze wil er zo ook voor zorgen dat hun integratie in de maatschappij tenvolle kan gerealiseerd worden.
Vertrekkend vanuit de beginsituatie van elk individueel kind of leerlingengroep en rekening houdend met de opvoedings- en onderwijsbehoeften van hen wordt het handelingsplan opgesteld waarin de ontwikkelingsdoelen voor dit type buitengewoon onderwijs hun neerslag in vinden. Deze doelen kunnen ook enerzijds nog uitgebreid worden met doelstellingen die de school binnen haar pedagogisch project vermeldt. Anderzijds zijn er zoals eerder vermeld dan ook nog de eindtermen van het gewoon basisonderwijs die als ontwikkelingsdoelen kunnen worden geselecteerd en nagestreefd. Om al deze doelen te kunnen verwezenlijken worden dan het tempo, de methoden, de materialen, de taakverdeling en de evaluatie ervan vastgelegd. Het gehele plan kan dan vervolgens worden uitgevoerd, het proces en de effecten ervan worden op termijn uiteraard ook geëvalueerd.
Door de specifieke ontwikkelingsdoelen voor het type 8 te hanteren krijgen scholen de mogelijkheid om te remediëren en te compenseren.
Belang van het sociaal functioneren :
Socio-emotionele vaardigheden als leergebied binnen het type 8-onderwijs wil efficiënt en opbouwend het sociale functioneren bij haar leerlingen bewerkstelligen. Dat veronderstelt vanzelfsprekend een aantal inzichten, vaardigheden en attitudes die de kinderen gaandeweg leren verwerven. Dat doen kinderen vooral op basis van hun ervaringen thuis, in familiekring, in de buurt waar ze wonen, in de klas, en ook in een ruimere context op school. Voor kinderen in een type 8-vorm met ernstige leerstoornissen is dit allemaal echter niet zo vanzelfsprekend. Vandaar ook dat socio-emotionele ontwikkeling centraal staat als een leergebied in dit type van buitengewoon onderwijs. Men maakt binnen deze onderwijsvorm ondermeer een keuze uit eindtermen uit het gewoon onderwijs om deze als ontwikkelingsdoel te gaan vooropstellen binnen het handelingsplan van een individueel kind of een leerlingengroep. Men besteedt op deze manier heel wat aandacht aan de ontwikkeling en de ondersteuning van het sociaal functioneren van de kinderen. Zo leren kinderen hier zichzelf onder controle te houden, om te gaan met frustraties, onmacht boosheid.. Leerlingen met leermoeilijkheden zijn immers een stuk kwetsbaarder doordat ze herhaaldelijker falen. Ze hebben hierdoor ook minder zelfvertrouwen, een lager zelfbeeld. Door vaak geconfronteerd te worden met te moeilijke taken is hun motivatie duidelijk gezakt. Ze vinden nog weinig uitdaging. Hier worden kinderen dan opnieuw gestimuleerd om met zichzelf en met de anderen te leren omgaan. Ook leren ze zich hier in te leven in de positie van de ander.
De andere leergebieden zijn :
* Lichamelijke Opvoeding
* Muzische vorming
* Nederlands
* Wereldoriëntatie
* Wiskunde
* Frans en ICT : hier gelden de eindtermen van het gewoon basisonderwijs als ontwikkelingsdoelen.
Handelingsplan en groepswerkplan
Al dezeontwikkelingsdoelen worden dan binnen een handelingsplanning gegoten en dat heeft dan als doel onderwijs op maat van elke leerling te bieden.
De leerkracht bepaalt dus de doelen per kind in haar handelingsplan die zij wil nastreven. De overheid verwacht dat de eindtermen op een herkenbare wijze terug te vinden zijn in het individueel handelingsplan en groepswerkplan.
Het groepswerkplan is een verplicht document in het buitengewoon onderwijs. In het groepswerkplan wordt bepaald door de leerkracht wat er aan de kinderen van haar klas (we spreken hier van een pedagogische eenheid) wordt aangeboden. De leerkracht zal daarvoor eerst uitgaan van de beginsituatie van haar kinderen en daarvoor kijken wat haar kinderen reeds kunnen en daarop zal ze zich baseren om te bepalen wat ze gaat aanbieden naar inhoud qua leerstof en doelstellingen. Binnen die groepswerkplanning heeft de leerkracht een keuze gemaakt van ontwikkelingsdoelen