Gewoon of buitengewoon onderwijs ?
Elke keuze heeft zijn voor- en nadelen. Uiteraard is het belangrijkste dat je kind er zich goed bij voelt.
GEWOON ONDERWIJS :
-Heel vaak is de school voor gewoon onderwijs dicht in de buurt en voor de school voor het buitengewoon onderwijs moet je kind misschien dagelijks het betalende busvervoer nemen. Bovendien zijn er misschien nog broers en zusjes die in dezelfde school zitten. Praktisch gezien is de gewone school dus wel een betere keuze.
-Misschien zijn de dagelijkse busritten vrij lang en dan ook nog erg vermoeiend en is de nabijgelegen gewone basisschool dan ook een betere optie om geen lange dagen van huis weg te zijn. Zo kan je misschien beter nog wat afwachten en zien of de achterstand echt wel zo groot zal worden.
-De gewone basisschool toont zich bereid om te differentiëren en heeft ervaring met inclusie. Je vindt dat je kind hier dus ook alle kansen krijgt. Bovendien is het positief dat je kind in groep kan functioneren tussen “gewone” kinderen waar het veel kan van opsteken. De voorbeelden van andere kinderen kunnen stimulerend zijn voor het kind. Op deze manier komt je kind ook niet in een sociaal isolement terecht. In een gewone school leert het immers omgaan met de gewone dingen in de maatschappij, terwijl het er in het buitengewoon onderwijs allemaal veel beschermender aan toe gaat.
-Het gewoon onderwijs heeft een rijk leeraanbod met heel veel uitdagingen en prikkels, veel leermaterialen en een stimulerende omgeving.
-In een gewone school krijgt men geen stempel.
BUITENGEWOON ONDERWIJS :
-De onderwijsmethodes zijn erg gespecialiseerd en sluiten heel nauw aan bij de specifieke behoeften van het kind.
-De klasgroepen in het buitengewoon onderwijs zijn veel kleiner dan in het gewoon onderwijs. Daardoor kunnen de kinderen veel individueler begeleid worden. De kinderen hebben het allemaal moeilijk en krijgen elkeen de nodige ondersteuning. Het kind bevindt zich dus niet in een uitzonderingspositie.
– Er is meer en ook deskundig geschoold personeel voor het begeleiden van kinderen met hun specifieke problematiek. Het onderwijs is gespecialiseerd, er is een therapeutische begeleiding en een medische opvolging.
-Veel aandacht gaat hier ook naar de zelfredzaamheid.
-Het kind werkt op zijn eigen ritme en tempo. Alles is hier veel rustiger in vergelijking met het gewoon onderwijs, er is veel minder prestatiedruk.
INCLUSIEF ONDERWIJS (ION)
Kinderen met een matige of ernstige verstandelijke handicap kunnen vanuit het buitengewoon onderwijs ondersteund worden bij hun integratie in het gewoon onderwijs. Deze integratie is volledig en permanent en de begeleidende scholen voor buitengewoon onderwijs krijgen hiervoor vanuit de overheid aanvullende lestijden en een integratietoelage. Deze kinderen met speciale noden worden opgenomen in het gewoon lager onderwijs en doorlopen een onderwijsparcours zoals hun leeftijdsgenoten. De nadruk bij inclusief onderwijs wordt gelegd op het aanvaarden van de verscheidenheid. De school past zich hierbij aan aan de leerling en aan zijn beperkte mogelijkheden. Belangrijk hierbij is dat de doelstellingen voor het inclusiekind niet dezelfde moeten zijn als voor de andere kinderen van de klas. Vorig schooljaar volgden 93 kinderen met een matige of ernstige verstandelijke beperking inclusief onderwijs. De meerderheid daarvan zat in het basisonderwijs. Net zoals in het GON volgen ze les in een gewone school en krijgen ze hierbij ondersteuning vanuit het buitengewoon onderwijs. Ze volgen er een traject op maat en moeten niet dezelfde doelstellingen behalen als hun klasgenoten. Het aantal leerlingen dat voor ION in aanmerking komt is tot honderd beperkt. In sommige scholen zit men dat er ION georganiseerd wordt met steun van vrijwilligers ipv de extra ondersteuning vanuit het buitengewoon onderwijs.
HET LEERZORGKADER :
Het leerzorgkader is een grondige hervorming van het onderwijs voor kinderen met specifieke leer- en zorgbehoeften dat van toepassing is op het gewoon en buitengewoon kleuteronderwijs, lager onderwijs en secundair onderwijs.
Het buitengewoon onderwijs zoals het in zijn huidige vorm nog bestaat is intussen al dertig jaar oud. De onderverdeling in acht verschillende types is nogal strak. Leerlingen met een meervoudige handicap worden in één bepaalde type “ingepast” wat niet altijd evident is.
Voor sommige doelgroepen is er niet echt een geschikte plaats binnen de huidige indeling van het buitengewoon onderwijs. Een andere heikel punt is dat het aanbod aan buitengewoon onderwijs per type niet echt evenwichtig is verspreid. Doorverwijzingen gebeuren meestal naar de types 1,3 en 8. Het onevenwichtige aanbod van sommige types leidt er dan ook toe dat sommige kinderen veel te lang op de bus moeten zitten en vrij laat terug thuis geraken. Uit pure noodzaak dienen ouders dan soms nog bijkomend hun kind in een internaat te plaatsen, wat meestal niet echt met volle overtuiging gebeurt.
Zorg op maat !
Binnen het gewoon onderwijs probeert men al een aantal jaren meer en meer adequate zorg op maat te bieden : GON en ION zijn mooie voorbeelden van hoe men met zorgverbreding al geruime tijd op weg gaat. Toch zijn deze mogelijkheden van het geïntegreerd onderwijs niet helemaal toereikend.
Met de hervorming van het leerzorgkader gaat men alle bestaande en eventueel nog nieuwe maatregelen van zorg samen bundelen.
De bedoeling van het leerzorgkader is om binnen het gewoon basis- en het secundair onderwijs beter tegemoet te komen aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Bij het leerzorgkader wil men enerzijds een duidelijkere omschrijving geven van het aanbod in het gewoon onderwijs en in het buitengewoon onderwijs. Het is de bedoeling om het onderwijs beter af te stemmen op de individuele behoeften van elk kind. Door de leerzorgmatrix wil men een zorgaanbod op maat creëren.
Vanuit vier leerzorgkaders wordt beschreven hoe de onderwijsomgeving zich aanpast aan de noden van de kinderen.
De eerste twee leerzorgniveau’s worden aangeboden in scholen voor het gewoon onderwijs waar de kinderen het getuigschrift basisonderwijs kunnen halen. De leerzorgniveau’s drie en vier volgen het individuele curriculum van elke leerling en werken hiervoor op basis van een handelingsplan voor elk kind. De leerling krijgt hier een alternatief certificaat. Op leerzorgniveau één, twee en drie kunnen zowel leerlingen de lessen volgen in het gewoon als in het buitengewoon onderwijs. Op leerzorgniveau vier volgen de leerlingen buitengewoon onderwijs. Daar kunnen die leerlingen terecht met zeer ernstige of meervoudige problemen die gewone scholen niet kunnen opvangen. Hoe hoger het niveau, hoe meer zorg een leerling nodig heeft.
Clusters :
Op termijn zal er dus niet langer meer sprake zijn van de acht types van het buitengewoon onderwijs maar zou men spreken van vier clusters :
– Cluster 1 : kinderen die geen inherente stoornis of beperking hebben, ze zijn het gevolg van een tijdelijke situatie, persoonlijke kenmerken (bijvoorbeeld anderstaligheid) of herkomst.
–Cluster 2 : voor leerlingen met leerbeperkingen. Het gaat hier om de volgende twee doelgroepen :
Enerzijds de leerlingen met een licht verstandelijke handicap. Anderzijds de leerlingen met een leerstoornis.
–Cluster 3 : voor leerlingen met functiebeperkingen. Hier gaat het dan enerzijds om leerlingen met een matig, ernstig of diep verstandelijke handicap. Anderzijds gaat het om leerlingen met een motorische beperking, leerlingen met een visuele beperking en leerlingen met een auditieve beperking.
–Cluster 4 : bij deze cluster komen kinderen die problemen hebben met hun sociale interactie. Deze bevatten de volgende doelgroepen : enerzijds de leerlingen met een gedragsstoornis en/of een emotionele stoornis. Anderzijds leerlingen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis zoals bijvoorbeeld autisme. Binnen deze vier clusters zijn een aantal specifieke problemen gegroepeerd die veel breder zijn dan de bestaande types van het huidig buitengewoon onderwijs. Op deze manier kunnen de leerlingen veel soepeler georiënteerd worden. Het voordeel van de clustering is ook dat zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs met een grotere diversiteit gaan leren omgaan. Binnen het buitengewoon onderwijs zal men zich enerzijds richten naar meer verschillende doelgroepen. In scholen voor gewoon onderwijs zullen meer leerlingen die anders zouden doorstromen naar het buitengewoon onderwijs toch in het gewoon onderwijs verder blijven les volgen met de nodige zorg.
Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding zal in overleg met de school, de ouders en het kind zelf overleggen welk het meest geschikte zorgniveau is voor het kind.
De implementatie van het leerzorgkader ging vanaf 01/09/2009 van start. Het volledige leerzorgtraject zou in 2016 klaar zijn.
Net voor de start van het schooljaar 2011-2012 werd alsnog beslist om het decreet leerzorg op korte termijn niet in te voeren.Het wordt dus eerder een lange termijnplan. In afwachting daarvan zal de minister van onderwijs Smet wel enkele dringende maatregelen nemen. Zo komt er de oprichting van een nieuw type in het buitengewoon onderwijs, speciaal voor kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS), type 9. Tot nu toe werden kinderen met ASS meestal ondergebracht in type 3 (leerlingen met ernstige emotionele of gedragsproblemen) of type 7 (kinderen met een gehoorstoornis).Voortaan zal daar dus een afzonderlijk type voor hen komen. Hoe dat precies zal georganiseerd worden is nog niet echt duidelijk. Ook staat nog niet vast vanaf welk moment dit zal gerealiseerd worden. De onderwijsminister Smet hoopt dat er in de loop van de volgende legislatuur aan een nieuw globaal plan gewerkt wordt om kinderen met specifieke onderwijsbehoeften verder te helpen.