Wiskundige initiatie voor kleuters

In de kleuterschool worden kleuters ondergedompeld in wiskundige initiatie. Al spelend ontdekken zij getallen, mogen zij wegen en meten en zoeken zij oplossingen voor eenvoudige ruimtelijke vraagstukjes. Een boeiende ontdekkingstocht die naar meer smaakt !

 

Het belang van wiskunde.

Wiskunde is een leergebied binnen het kleuteronderwijs. Om later in de maatschappij behoorlijk te kunnen functioneren is het belangrijk om in voldoende mate over een elementaire kennis wiskunde te bezitten. In onze samenleving is er nood aan wiskundig opgeleide mensen want wiskunde speelt een belangrijke rol in wetenschappen, techniek, economie…

Het basisonderwijs wil kinderen daar alvast op voorbereiden. In de eerste plaats leren kinderen daar wiskundige vaardigheden beheersen om in het dagelijkse leven allerlei eenvoudige en praktische problemen te kunnen oplossen.

 

Al spelend leren.

De  kleuter wordt in de kleuterschool op een speelse manier voorbereid op wat later verder gaat gebeuren in de lagere school. In de kleuterschool is dus geen sprake van lessen wiskunde. Het gaat enkel om speelleersituaties met een totaalkarakter. Activiteiten zoals winkelen, koken, spelen in de poppenhoek, spelletjes met de dobbelsteen, poppenkastverhalen, knippen en plakken…komen hier aan bod.  Al deze situaties kunnen min of meer wiskundige aspecten bevatten met actieve doe-opdrachten.  Het gaat hierbij dan over rekenhandelingen zoals afnemen, erbij doen, kopen, verkopen, vullen, verkopen, groepjes maken …enz. Dit gebeurt in de kleuterschool steeds met allerlei concrete materialen.  De winkelhoek in de kleuterklas is een prachtig voorbeeld van hoe kleutertjes rekenhandelingen uitvoeren door de rekken te vullen, weer leeg te maken, geld te ontvangen en weer te geven.  Je kleuter is  op een actieve manier met wiskunde bezig en doet  in verschillende situaties met verscheidene materialen ervaringen op. Zo gaat het  kind dingen tellen, ordenen, dingen vergelijken, dingen meten, iets construeren. Dit alles gebeurt in de vertrouwde omgeving van het eigen kleuterklasje, in de zandbak, met de knikkerbaan, met de blokken. Expliciet cijfers aanleren komt niet aan bod in de kleuterschool. Wat niet wil zeggen dat cijfers verbannen worden uit de kleuterklas, als kleuters er belangstelling voor tonen dan wordt daar door de juf/de meester  voor open gestaan.

 

Binnen wiskundige initiatie  komen volgende aspecten aan bod :

  1.   Getallen :

Heel wat begrippen rond hoeveelheden groeien doorheen de kleuterschool : geen, weinig, veel, meer, minder, meest, minst ruim, de helft, evenveel, teveel, te weinig, dingen over, dingen tekort, .. enz.    Na  Pasen de paaseitjes die overal in de klas verspreid liggen verzamelen en verdelen is een voorbeeld dat illustreert  hoe er op een leuke en  zinvolle manier rond het begrip hoeveelheden gewerkt kan worden in een kleuterklas.

 

Wanneer kan een kleuter echt tellen?

Kunnen tellen betekent niet het rijtje “één, twee, drie, vier, vijf, zes,zeven …” opzeggen. Kunnen tellen is wel de juiste getalnaam kunnen koppelen aan een hoeveelheid. Tellen en het getalbegrip hangen daarom ook heel nauw samen. Het leren tellen gebeurt dan ook stapsgewijs.

In een eerste fase gaat het over het onmiddellijk herkennen van een aantal hoeveelheden. Goed gestructureerde hoeveelheden zijn daarbij vlugger te herkennen dan andere.

In een volgende fase wordt het tellen ondersteunt door de spraak, het tellen krijgt dan een puur ritmisch karakter. Zo zal een bijna vierjarige kleuter bijvoorbeeld dingen gaan tellen zonder ze aan te wijzen als “1, 2, 3, 5, 6, 10”.  De kleuter is zich dan nog niet bewust van de koppeling tussen het getal en de corresponderende hoeveelheid. Eigenlijk imiteren ze gewoon het tellen van anderen. Hun tellen begint niet altijd van bij het getal één. Door speels en langdurig inoefenen gaan kleuters automatisch de getallenrij memoriseren.

In een latere fase gaat het kind dan over tot het daadwerkelijk tellen.Elke keer het kind een voorwerp pakt, zegt het ook een getal. Het verloopt echter nog niet perfect. We spreken hier van asynchroon tellen. De volgorde van de telwoorden is gekend, maar de vaardigheid van het tellen is nog onvoldoende. Soms slaat het kind nog een voorwerp over als het telt of pakt het enkele voorwerpen samen. Op het moment dat een kind in staat is tot gelijktijdig tellen en aanwijzen van voorwerpen, spreekt men van synchroon tellen.

Nog later gaat het kind structurerend tellen. Dit betekent dat het al goed synchroon kan tellen en in staat is tot zelfcontrole. Zokan het kind hier bijvoorbeeld ook op een handigere manier gaan tellen : door bijvoorbeeld per twee te gaan tellen.

Nadien komt het resultatief tellen. Vanaf ongeveer vijf jaar komen kinderen in deze fase terecht. In deze fase weten ze dat ze met “één” moeten beginnen. Ze weten ook dat je alle voorwerpen maar één keer moet tellen en dat het laatst genoemde voorwerp de totale hoeveelheid weergeeft van de te tellen voorwerpen.  Ze zijn er zich ook van bewust dat de opeenvolgende getallen een steeds grotere hoeveelheid aangeven.

Tenslotte komt dan het verkort tellen. In deze fase gaat men een hoeveelheid in zijn geheel herkennen zonder te tellen en vandaaruit verder tellen. Voorbeeld een groepje van vijf  herkennen en daar dan drie bijtellen. 

 

 

Getalbeeld bij het cijfer vier. In de derde kleuterklas groeit de belangstelling  spelend voor cijfers en tellen.

 

 2    Meten :

Kleuters beleven  heel veel plezier aan allerlei meetactiviteiten. Bij het begin van het schooljaar gebeurt het vaak dat ze elkaar gaan meten en op een later moment wordt nagegaan hoeveel ze gegroeid zijn. Kleuters stellen ook vast dat hun juf/meester  niet meer groeit, blijven groeien bestaat dus niet ! Begrippen als groot, groter, klein, kleiner, zo groot als, even klein als komen ondermeer aan bod.  De appelen na een bezoek aan de boomgaard wegen is ook een meetactiviteit. Zwaar en licht, zwaarder, lichter, even zwaar, even licht als, de zak is vol, de zak is halfvol, bijna leeg…

Kleuters leren in de kleuterschool twee dingen vergelijken op bepaalde kenmerken zoals op kleur, op vorm, op lengte, op inhoud, op volume, op gewicht, op oppervlakte. 

                                                                                                                                                                                  Er worden voorwerpen geordend op basis van gemeenschappelijke kenmerken of volgens een bepaald criterium.  Kleuters gaan voorwerpen meten met een zelfgekozen maateenheid. Hoeveel voeten meet onze gang ?                                                                                                                                                                                   “Amai, hier stroomt dat water hard zeg !”kan de juf /meester als opmerking geven om er de aandacht bij haar/zijn  kleuters op te vestigen dat dingen kunnen traag of snel bewegen  “Kijk eens  hoe hard ik kan schommelen !” illustreert hoe een kleuter de beweging, de snelheid van zijn eigen lichaam ervaart.  Kleuters ondervinden dat tijd kort en lang kan duren. De speeltijd duurt langer dan je koek opeten. Met behulp van een kalender gaat het  kind in de kleuterschool de dagen aftellen binnen de periode van een week. “Nog vier keer slapen en ik ben jarig !”

3    Ruimte :

Begrippen rond ruimte plaats en vorm horen ook binnen de wiskundige initiatie in de kleuterschool. Hier leert een kleuter  ondermeer begrippen kennen rond richtingen als ervoor, erachter, dichtbij, veraf, vooraan, achteraan, in, op, boven, onder, naast, voor, achter, eerste, laatste, tussen, schuin, op elkaar, ver weg, dicht bij, binnen, buiten, omhoog,  omlaag …. enz.

Wie staat er vooraan in de rij ?” Wie staat er helemaal achteraan ? Ga maar eens dichtbij je vriendje zitten. “

In concrete situaties gaan kleuters op zoek naar oplossingen voor een ruimtelijk probleem. “Hoe kunnen we al die blokken opnieuw in die doos krijgen ?”

 

 

 


 

 

 

Login to your account

Can't remember your Password ?

Register for this site!