Wereldoriëntatie in de lagere school

Binnen het leergebied wereldoriëntatie werkt men net als in het kleuteronderwijs aan  zes werkelijkheidsgebieden natuur, techniek, mens, maatschappij, tijd en ruimte. Kinderen gaan in de lagere school actief de wereld exploreren vanuit de groeiende rol die zij opnemen in de maatschappij

 Het werkelijkheidsgebied natuur :

Binnen dit werkelijkheidsgebied worden aspecten behandeld rond de levende en de niet-levende natuur, er wordt gewerkt rond het thema gezondheid en het thema milieu. Binnen het thema natuuronderwijs krijgen kinderen zicht op de natuurlijke omgeving die hen omringt en ze leren daar op een respectvolle manier mee om te gaan. Hierbij aansluitend krijgen lagere schoolkinderen ook lessen in milieueducatie. Het kind leert dat het als mens niet enkel leeft in de natuur maar er zelf ook deel van uit maakt. Het functioneren van het eigen lichaam, de relatie met de gezondheid en gezonde leefgewoonten wordt ook gekaderd binnen het natuuronderwijs. De nabije omgeving van het kind biedt heel wat mogelijkheden om samen met de school op ontdekking te gaan : het bos, de berm, de weide, een poel, de schooltuin…

Het MOS-project :

Een aantal scholen engageren zich in het MOS-project. MOS staat voor milieuzorg op school en wordt ondersteund door het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid. Het is een milieuzorgproject dat loopt van in de kleuterschool tot in het secundair onderwijs. Kinderen en jongeren die samen met hun leerkrachten, de directie en het schoolpersoneel een milieuzorgsysteem uitwerken op maat van hun school dat is de bedoeling van het project. De Vlaamse overheid biedt de nodige educatieve en praktische ondersteuning. Scholen kunnen aan de volgende thema’s werken : afvalpreventie, energie, natuur op school, mobiliteit en water. Als de school minstens een jaar aan milieuzorg werkt, dan kan zij na één jaar een eerste logo krijgen. Dat is een kwaliteitslabel dat aangeeft dat de school op een educatieve en systematische manier milieuacties onderneemt. Later kan nog een tweede en een derde logo gehaald worden. Bij het volhouden van haar milieuinspanningen kan een school ook nog een groene vlag van een eco-school  behalen. Dat is dan na het derde logo. Deze vlag wordt aan de school voor twee jaar toegekend.

Dikke-truiendag is een initiatief van MOS dat voor het eerst startte in 2005. Dit initiatief staat in het teken van de opwarming van de aarde en wil dat er verstandig wordt omgesprongen met energie. Scholen worden die dag aangemoedigd om de verwarming een graadje lager te zetten. Elk jaar nemen ongeveer 2000 scholen deel aan de dikke-truiendag door leuke, educatieve acties op touw te zetten.

Zie ook : www. lne.be

 Het werkelijkheidsgebied techniek :

De natuurlijke verwondering bij kinderen vormt de start van technische geletterdheid. Techniek is er overal, van een eenvoudige paperclip, naar een wasspeld tot flitsende hightech.  Kinderen willen net zoals volwassenen technische  systemen ontwikkelen om een probleem op te lossen. Wanneer bijvoorbeeld het slotje van de boekentas altijd losraakt dan kan een kind op zoek gaan naar een oplossing. “Kan ik dat met een touwtje of met een elastiek misschien vasthouden, zodat mijn spullen er niet steeds weer uitvallen ?”                             In de lagere school leren kinderen binnen het werkelijkheidsgebied techniek ondermeer ook ontdekken hoe een technisch product werkt. Vaak worden hierbij ook stappenplannen gebruikt. Bij het demonteren van een balpen leren ze bijvoorbeeld de werking van het systeem beter begrijpen. Zo ontwikkelt bij kinderen  het inzicht welke invloed techniek heeft op de maatschappij en omgekeerd. Kinderen ervaren dat sommige technische systemen gevaarlijk, nuttig of schadelijk kunnen zijn voor de mens, de natuur of het milieu.

 

Het werkelijkheidsgebied mens :

Wordt benaderd vanuit : ik en mezelf, ik en de ander en ik en de anderen (in groep). Kinderen ontmoeten elkaar dagelijks op school en leren hier om te gaan met zichzelf en met de ander. Door deze dagelijkse ontmoetingen wordt de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen sterk gestimuleerd. Kinderen leren stilaan vaardig omgaan met andere mensen. Ze moeten zich leren inleven in de gevoelens en de gedachtenwereld van andere mensen.

Het werkelijkheidsgebied maatschappij :

Kinderen ontwikkelen ondermeer een aantal vaardigheden en attitudes. Zo wordt bijvoorbeeld gewerkt rond consumentengedrag. Kinderen worden attent gemaakt op de invloed die de media heeft op hun eigen gedrag. Kinderen leren ook rekening houden met anderen gezinsvormen, er wordt nagedacht over racisme.                                                        Hier komen verder ook nog sociaal-economische verschijnselen aan bod, sociaal-culturele verschijnselen en politieke en juridische verschijnselen.

Het werkelijkheidsgebied tijd :

Binnen dit werkelijkheidsgebied maakt men een onderscheid tussen de dagelijkse en de historische tijd.  M.b.t. de historische tijd komen kinderen  tot  inzicht dat het leven van mensen, en ook hun eigen leven, in belangrijke mate beïnvloed wordt door de tijd waarin men leeft. Ze leren het eigen bestaan  zien als historisch waardevol binnen een wereld van nu die bepaald werd door de wereld van gisteren en bepalend is voor de wereld van morgen.  In de eerste graad (het eerste en het tweede leerjaar)  keert men met de kinderen zo een 60 tot 80 jaar terug in de tijd. Het gaat hier over de geschiedenis van het kind zelf, zijn ouders, zijn groot- en overgrootouders.  In de tweede graad  (het derde en het vierde leerjaar) keert men zo een 100 tot 200 jaar terug in de tijd en bekijkt men de geschiedenis van de omgeving van het kind in de 19e – 20e en 21e eeuw.                                                                   In de derde graad (het vijfde en het zesde leerjaar) maakt men dan kennis met vier periodes die verwijzen naar onze eigen Europese geschiedenis :

1 Prehistorie/Oudheid
2 Middeleeuwen
3 Nieuwe Tijden
4 Onze Tijd

Binnen het lager onderwijs heeft men ook aandacht aan erfgoededucatie. Er wordt bij de kinderen een positieve houding ontwikkeld voor alle sporen uit ons verleden die in onze samenleving zijn bewaard gebleven.                                                                                                                                                 Wat betreft de dagelijkse tijd, wordt er in het eerste en het tweede leerjaar geoefend in het ordenen van dagperiodes. Zo worden begrippen “ochtend of morgen, voormiddag, middag, namiddag, avond en nacht” gebruikt. Begrippen “vandaag, gisteren, morgen, eergisteren, overmorgen”  situeren zich dan weer binnen de weekperiode die kinderen van die leeftijd leren overzien.                                                                                                                                                                              In het tweede leerjaar leren de kinderen de namen van de maanden en seizoenen aan. Kinderen van het derde leerjaar ontwikkelen het tijdsbesef van weken naar maanden en van maanden naar jaren. Er wordt hiervoor gerefereerd naar de agenda.                                                                                  Voor kinderen van de bovenbouw (het vierde, het vijfde en het zesde leerjaar) is het dagelijks tijdsbesef reeds vrij goed ontwikkeld. Ze weten meestal wanneer ze jarig zijn of hoe lang dat nog duurt. Meestel kennen ze de leeftijd van hun ouders, hun grootouders.

Het werkelijkheidsgebied ruimte :

Hier komt ondermeer oriëntatie en kaartvaardigheid ,  verkeer en mobiliteit aan bod.  Bij de lessen verkeersopvoeding  integreert men onder andere ook fietsvaardigheden die op een ervaringsgerichte manier gebeuren en onder toezicht van volwassenen. Scholen kiezen er soms voor om samen met ouders een werkgroep verkeer op te starten. Verkeersouders die samen hun schouders zetten onder een project en inspringen tijdens verkeersweken zijn voorbeelden van heel waardevolle initiatieven. Fietspooling, waarbij een groepje kinderen onder leiding van volwassenen naar school fietsen kent in heel wat scholen veel succes. Veel Vlaamse scholen zijn ook al herkenbaar aan de octopuspalen. Op deze manier kan het denderende verkeer gesignaleerd worden om het beter rustiger aan te doen.

Op www.verkeersouders.be  vind je campagnemateriaal, een startersboek vol ideeën en ontmoetingsmomenten voor verkeersouders.

Eenvoudige plattegrond in karton van een klaslokaal  – een oefening op  oriëntatie in de ruimte.

Brongebruik :

Bronnen kunnen raadplegen is een essentiële vaardigheid die in de lagere school gekoppeld wordt aan de inhouden van de zes verschillende werkelijkheidsgebieden. Enkele voorbeelden van brongebruik zijn :  informatie opzoeken op internet, in kranten, het gebruik van de atlas, in een museum op zoek gaan naar sporen van het verleden

 

 

 


 

 

 

Login to your account

Can't remember your Password ?

Register for this site!